zondag, september 16, 2007

34. Paradoxale gezagstoewijzing - Over de (licht) verbeterde handhaving in de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding

Ouderschaps- en omgangsregelingen in het Nederlandse familierecht zijn nu al ruim 40 jaar het rechtbankpapier niet waard waarop ze geschreven worden door de compleet falende handhaving in het Nederlandse familierecht na scheiding. Door deze falende handhaving groeien ca. 560.000 kinderen in Nederland inmiddels geheel buitengesloten van hun vaders en halve families op.

De beruchte familierechter mw. Quik-Schuijt - die nu als senator voor de SP in de Eerste Kamer zit - bestempelde door familierechters uitgesproken omgangs- en ouderschapsregelingen voor de verdeling van het ouderschap na scheiding bijvoorbeeld ooit als behangpapier dat vaders leuk boven hun bed konden hangen. In de nu bij diezelfde Eerste Kamer voorliggende "Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding" wordt na 40 jaar politieke stilstand in de discussie over het probleem van deze compleet falende handhaving in het familierecht bij scheiding nu eindelijk een eerste lichte poging ondernomen om iets aan dat immense probleem te doen via het middel van de contraire gezagstoewijzing.

Doordat gezagswijziging echter een ingewikkelde, langdurige en kostbare gerechtelijke procedure vraagt blijft deze handhavingsmaatregel naar aard en karakter naar alle waarschijnlijkheid een uitzonderingsmaatregel voor de zware gevallen, waarbij nu vooruit al duidelijk is dat een dergelijk middel volstrekt onvoldoende zal blijken als oplossing voor de nu geheel ontbrekende handhaving in de meerderheid van de gevallen.

Toch markeert deze wijziging een eerste omslag en erkenning in het politieke denken over de falende handhaving in het familierecht en betekent het een voorzichtige eerste - zij het volstrekt onvoldoende - stap op de weg terug naar normale rechtsverhoudingen.

Hieronder - met dank aan Truus Barendse - een kort stukje uit het juridische blad Ars Aequi over deze eerste voorzichtige en nog volstrekt onvoldoende stap op de weg terug naar normaliteit bij de handhaving van ouderschapsregelingen in het familierecht in de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding.


Pieter Tromp

Vader Kennis Centrum (VKC) van Stichting Kind en Omgangsrecht


Vader Kennis Centrum (VKC) richt zich op het ontsluiten van informatie en kennis die eraan bijdraagt om de rol van mannen en vaders bij de opvoeding van, de zorg voor en het onderwijs aan kinderen op waarde te schatten en met overheidsbeleid te ondersteunen op een wijze die aan inzet en betrokkenheid van vaders voor hun kinderen en aan de gelijkwaardigheid van vaders aan moeders als ouders recht doet. Een kind heeft recht op de gelijkwaardige zorg en betrokkenheid van beide ouders en beide genders. In gezinsverband - óók na een scheiding – maar ook in de kinderopvang, op school en in de andere levensgebieden van kinderen.

------------------------------------------


Uit: Ars Aequi Katern nummer 104, kwartaalbijlage bij AA 56 (2007) 9 pag. 5837/8 (rubriek Personen-, familie- en jeugdrecht):


Met dank aan Truus Barendse:


“De Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding is het tweede wetsontwerp, waarin duidelijk is te zien dat er thans een kabinet van andere signatuur actief is (nr. 30 145) … De handhaving van het (ouderschaps- Truus) plan in het algemeen vormt ook voor een aantal andere partijen een belangrijk punt. Dit heeft ertoe geleid dat bij nota van wijziging een nieuw vierde lid werd toegevoegd aan artikel 1:253a (30 145, nr. 7).


Daarin is thans de mogelijkheid tot het opleggen van een dwangmiddel expliciet opgenomen. Bijzonder in dit verband is de toelichting van de minister bij de daar besproken opsomming van mogelijke dwangmiddelen. Als effectief middel noemt hij hier het toewijzen van het eenhoofdig gezag aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft.


In twee zaken werd dit reeds als uiterste middel gebruikt om omgang te bewerkstelligen. Gesteld wordt: ‘Vermoedelijk zullen in de nabije toekomst in de jurisprudentie de grenzen van deze wijze van effectueren van een zorg- of omgangsregeling verder worden ontwikkeld’ (30 145, nr. 6, p. 11). …


Het gewijzigde voorstel van wet werd op 12 juni bij de Eerste Kamer ingediend en ligt daar nu ter bespreking voor.”

vrijdag, september 14, 2007

33. Discriminatie van vaders bij internationale echtscheidingen

De Gelderlander - 07-09-2007

Volgens Rob van Altena en Wim Orbons wordt bij internationale echtscheiding de belangen van vaders tekortgedaan.

Foto Cees Zorn/GPD


De Arnhemse rechtbank (De Gelderlander, 4 augustus) heeft zelfs een uurregeling getroffen voor vakantieomgang op subtropische eilanden tussen een Nijmeegs meisje (7) en haar Amerikaanse vader.

De moeder ging meteen in beroep. Maar de problematiek van ouders die na echtscheiding in verschillende landen wonen, is meestal groter dan alleen een vakantieregeling. Het gaat dan vooral over de begrippen meename en relocatie.

Internationale kindermeename valt sinds 1980 onder het Haags Kinderontvoeringsverdrag dat de ondertekenende staten tot teruggeleiding verplicht. Jarenlang werd het verdrag niet tegen ontvoerende moeders toegepast, waardoor er nu ruim twee keer zoveel ontvoerende moeders als vaders zijn (minister van Justitie, maart 2006). Eveneens in 2006 heeft het Europese Hof voor de Rechten van de Mens regeringen gewezen op hun positieve plicht een ontvoerd kind met de achtergebleven ouder te herenigen, eventueel ook door snelle opsporing van door de moeder ontvoerde kinderen. Dat hielp: begin 2007 kwam het tot opsporing en teruggeleiding naar Zuid-Europa van enkele in Nederland ondergedoken kinderen (de zaak-Sarri, de zaak-Quevedo).

Eindelijk gelijke behandeling van vader en moeder (althans wat de teruggeleiding betreft (niet in de bestraffing, want voor ontvoering is nog nooit een moeder bestraft, terwijl bijvoorbeeld de ontvoerende Algerijnse vader Hadi Deliba hier al een jaar of zes achter de tralies zit).

Maar ondertussen gooit de moederlobby het over een andere boeg. Het Haags Verdrag zou niet moeten gelden voor de 'verzorgende ouder' (lees: de moeder), want wanneer die tegen de wil van de vader van land wil veranderen, moet dat niet gezien worden als ontvoering, maar als een 'meningsverschil over de woonplaats' waarover in elk afzonderlijk geval de rechter kan beslissen. Tweede Kamerlid Teeven (VVD) vroeg zelfs om herziening in die zin van het Haags Verdrag (inmiddels door een stuk of 80 landen getekend). Hetgeen door de minister van Justitie categorisch werd afgewezen.

De betekenis van het Verdrag is immers nu juist om ouders en kinderen in hetzelfde land te houden zodat beide ouders ook na een scheiding bij de opvoeding betrokken blijven en het kind niet tot een soort halve wees gemaakt wordt.

Een strikt afgebakend begrip 'verzorgende ouder' is bovendien archaïsch. Ook waar moeder alleen thuis de kinderen verzorgde (of die verzorging in de aanloop naar de scheiding naar zich toe had getrokken), kan zij dat immers alleen doen omdat vader de financiële kant verzorgt.

Vaker nog ziet men tegenwoordig vaders die in huis meezorgen, moeders die carrière maken en kinderen die op kinderopvang of crèches zitten. Het amendement-De Wit (SP), door de Tweede Kamer in juni 2007 aangenomen, spreekt over 'gelijkwaardige opvoeding en verzorging' door beide ouders na (echt)scheiding. De regering heeft zelfs een taskforce ingesteld om vrouwen nog meer buitenshuis aan het werk te krijgen en voert er al jaren campagnes voor dat vaders thuis meezorgen. Moet de rechtspraak deze ontwikkelingen dan tegenwerken?

Sommige Nederlandse rechters vinden blijkbaar van wel, want één van hen stond een Colombiaanse moeder toe om tegen de wil van de Nederlandse vader met het kind in Colombia te gaan wonen. De moeder (en ook de Nijmeegse moeder) zou daarna ruime omgang tussen kind en vader toestaan. Eenmaal terug in het land van herkomst wordt zo'n afspraak gauw aan de laars gelapt, in Nijmegen net zo gemakkelijk als in Colombia. Maar nog los daarvan: de hele situatie maakt een zinvol vaderschap onmogelijk, omgang tussen vader en kind wordt bij rechterlijke uitspraak teruggebracht tot de vakanties. Nog even en we krijgen naast de weekendvader het begrip vakantievader.

Andere rechters stonden een Nederlandse moeder toe om met haar uit Italië ontvoerde kind gewoon in Nederland te blijven (Jaarverslag Centrum Internationale Kinderontvoering, 2006). Sommige rechters stellen zich dus boven het Haags Verdrag!

Als pa het kind wil meenemen, heet het ontvoeren, als moe hetzelfde wil, noemt men het 'relocatie'. Ook het Centrum lijkt daar in zijn jaarverslag wel wat voor te voelen. Dat veel vaders aan de doordeweekse opvoeding en verzorging kunnen en willen meedoen (co-ouderschap), nemen rechters niet in aanmerking.

Heel anders wordt dat als het begrip co-ouderschap in het voordeel van de moeder uitvalt. Want de rechtbank van Arnhem (De Gelderlander, 4 augustus) wilde een vrouw uit Tiel die met behulp van de tienerkinderen haar man bijna had doodgeslagen, niet veroordelen tot de zes jaar die het openbaar ministerie gevorderd had. Zij halveerde de eis en vonniste drie jaar omdat de vrouw en de man straks toch weer samen de kinderen moeten opvoeden.

Rob van Altena is voormalig leraar en juridisch publicist. Wim Orbons is gezondheidseconoom, voormalig bestuurder van gezondheidszorgorganisaties en publicist over gezinszaken.

woensdag, september 12, 2007

32. Themanummer Echtscheiding - Vlaams Tijdschrift Voor Welzijnswerk

Themanummer 'Echtscheiding':
Tijdschrift Voor Welzijnswerk - TVW
31ste jaargang nr. 283
april-mei 2007


Inhoudsopgave themanummer

Dit themanummer brengt de resultaten van een onderzoek bij 215 Vlaamse hulpverleningsactoren op het terrein van (echt-)scheiding. Joost Bronselaer, Valérie Carrette en Kim Craeynest (medewerkers bij het Kenniscentrum van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin binnen de Vlaamse overheid) presenteren dit onderzoek in vijf bijdragen. Het hulpverleningsaanbod zelf wordt doorgelicht in de bijdrage “Het hulp- en dienstverleningsaanbod bij (echt)scheidingssituaties” van Bronselaer, Plompen, Van Peer en Carrette. In dit artikel worden ook het veldwerk en de gebruikte methodologie van het onderzoek kort omschreven. Vervolgens wordt de mate van integratie van het hulpaanbod geschetst in de bijdrage van Bronselaer “Scheidingsaanbod of gescheiden aanbod: de integratie van de hulp- of dienstverlening bij (echt)scheidingssituaties”. De bijdrage van Bronselaer en Van Peer “Komen versus gaan: een probleemspecifieke analyse van het aanmelden en doorverwijzen van mensen in een (echt)scheidingssituatie” licht het aanbod door in verhouding tot de aanmelding en verwijzing van cliënten. De bijdrage van Craeynest, Carrette en Bronselaer “Waar knelt het schoentje? De toegankelijkheid van de hulp- en dienstverlening rond (echt)scheidingssituaties onder de loep genomen” zoemt vervolgens in op een analyse van de knelpunten in de hulpverlening voor kinderen en volwassenen, zoals gerapporteerd door de hulpverleningsactoren, en belicht verder in welke mate het hulpverleningsaanbod betaalbaar, beschikbaar, bruikbaar, begrijpbaar en bereikbaar is. U kan een uitgebreide samenvatting van het hulpverleningsonderzoek downloaden (Pdf - 198 kB).

Verder worden in het themanummer de highlights uit de internationale onderzoeksliteratuur over de impact van een (echt)scheiding gepresenteerd in de bijdragen: “Wat brengt een (echt)scheiding teweeg in het leven van kinderen?” en “Wat brengt een (echt)scheiding in het leven van ex-partners?”, beide van Christine Van Peer (SVR). Kinderen die een scheiding meemaakten, kampen vaker met emotionele problemen en vertonen meer depressie- en angstsymptomen. Ze hebben een lager gevoel van eigenwaarde en een minder positief zelfbeeld. Ze hebben meer suïcidale gedachten, vooral wanneer naast de scheiding tegelijk sprake is van een risicovolle gezinssituatie (conflicten, problemen bij de ouders). Kinderen (vooral jongens) met een scheidingservaring hebben meer kans om delinquent, antisociaal en agressief gedrag te ontwikkelen. Kinderen die op korte termijn meerdere gezinstransities meemaken, hebben een verhoogde kans op alcohol- en cannabisgebruik. Tot 2 à 3 jaar na de scheiding halen kinderen die een scheiding meemaakten gemiddeld minder goede schoolresultaten, vooral wanneer de scheiding zich voordoet tijdens belangrijke scharnierjaren in de schoolloopbaan. Kinderen uit gescheiden gezinnen voelen zich ook vaker verdrietig en ongelukkig op school. Ze starten minder vaak een hogere opleiding. Kinderen van gescheiden ouders hebben ook een verhoogde kans om zelf te scheiden. Volwassenendie een scheiding meemaakten, vertonen in vergelijking met gehuwde volwassenen meer depressieve symptomen en een lagere levenssatisfactie. Ze hebben een slechtere gezondheid en een hoger sterfterisico. Vooral bij gescheiden mannen neemt de kans op zelfdoding sterk toe. Gescheiden volwassenen doen ook vaker een beroep op hulpverleners, zowel op eerstelijnsgezondheidszorg als op gespecialiseerde hulp.

Voor een uitgebreider overzicht en voor een duiding van het theoretische kader dat de auteur hanteert, wordt verwezen naar de literatuurstudie die in maart 2007 werd gepubliceerd door de Studiedienst van de Vlaamse Regering (Van Peer, C. (red.), “De impact van een (echt)scheiding op kinderen en ex-partners”, Studiedienst van de Vlaamse Regering, 2007/1 (Pdf - 1 MB).

Verder gaat Lieve Vanderleyden (SVR) in op de situatie van (echt)gescheiden ouderen. De kruising van twee demografische trends, namelijk langer leven en meer scheidingen op oudere leeftijd maakt het gegeven relevant. De bijdrage biedt een aanzet om na te gaan of de bevindingen uit de internationale onderzoeksliteratuur (blijven) gelden wanneer ze worden getoetst aan de resultaten van een Vlaamse survey bij ouderen.
De verwachting op basis van literatuur dat gescheiden ouderen het minder goed doen op verschillende levensdomeinen wordt bevestigd maar enige nuancering is op haar plaats. Over het algemeen hebben gescheiden ouderen een minder goed inkomen in vergelijking met personen uit een andere burgerlijke staat, ze zijn vaker huurder van hun woning en ze scoren minder goed op het relationele vlak al geldt dat niet systematisch ten aanzien van alle indicatoren van sociale isolatie/integratie. De gevonden (bivariate) verschillen naar opleiding, gezondheid, levenstevredenheid verdwijnen onder controle van de overige variabelen in het model. Gelet op enig voorbehoud omwille van de kleine aantallen zijn gelijkaardige analyses op grotere aantallen aangewezen bij voorkeur aan de hand van een longitudinale studie.

Vanuit de invalshoek van de sector van het Algemeen Welzijnswerk tenslotte brengt Annik Vandersteene (Steunpunt Algemeen Welzijnswerk) een bijdrage over de rol van het algemeen welzijnswerk en van bemiddeling in het reduceren van het aantal vechtscheidingen.

Christine Van Peer - 06 - 2007

Inhoudsopgave: Tijdschrift voor Welzijnswerk, jg. 31, nr. 283, april-mei 2007 (Themanummer: ECHTSCHEIDING EN HULPVERLENING)

  • Edito: Een ‘goede scheiding’ bestaat niet voor een kind… De toename van gezinsscheidingen als maatschappelijk probleem: een uitdaging voor beleid en hulpverlening (Redactie)
  • Ten geleide: Echtscheiding in focus: onderzoek en beleid hand in hand (Christine Van Peer)
  • Wat brengt een (echt)scheiding teweeg in het leven van kinderen? Enkele highlights uit het internationale echtscheidingsonderzoek (Christine Van Peer)
  • Wat brengt een (echt)scheiding teweeg in het leven van ex-partners? Enkele highlights uit het internationale echtscheidingsonderzoek (Christine Van Peer)
  • (Echt)gescheiden ouderen in beeld (Lieve Vanderleyden)
  • Het hulp- en dienstverleningsaanbod bij (echt)scheidingssituaties (Joost Bronselaer, Marjolijn Plompen, Christine Van Peer & Valérie Carrette)
  • Scheidingsaanbod of gescheiden aanbod: de integratie van de hulp- of dienstverlening bij (echt)scheidingssituaties (Joost Bronselaer)
  • Komen versus gaan: een probleemspecifieke analyse van het aanmelden en doorverwijzen van mensen in een (echt)scheidingssituatie (Joost Bronselaer en Christine Van Peer)
  • Waar knelt het schoentje? De toegankelijkheid van de hulp- en dienstverlening rond (echt)scheidingssituaties onder de loep genomen (Kim Craeynest, Valérie Carrette & Joost Bronselaer)
  • Vroegtijdige eerstelijnshulpverlening in scheidingssituatie voorkomt vechtscheidingen (Annik Vander Steene)
  • Echtscheiding en hulpverlening: aanbevelingen voor het beleid (Joost Bronselaer, Christine Van Peer, Valérie Carrette)

maandag, september 10, 2007

31. Moordouder is meestal vrouw

In de Nederlandse strafrechtspraak is daarbij sprake van ernstige genderjustitie (naar analogie van de term klassejustitie).

In twee derde van de gevallen doodt de moeder het kind en een kwart van de daders beneemt de baby binnen 24 uur na de geboorte het leven. Hoewel moeders dus vaker hun kind hebben gedood en bij het strafproces veelal even ontoerekeningsvatbaar worden geacht als de vader, blijkt dat mannelijke kinderdoders vier keer zwaarder worden gestraft.

Moordouder is meestal vrouw

Telegraaf.nl [Binnenland] - door een onzer verslaggeefsters - do 6 sep 2007, 05:30


TILBURG - Ouders die hun kinderen doden hebben vaak op jonge leeftijd één of meer dierbaren verloren en zijn veelal afkomstig uit grote gezinnen van sociaaleconomisch lagere klassen.

Bijna zestig procent van de ouders die een kind doden dat ouder is dan een jaar, is van allochtone afkomst. In twee derde van de gevallen doodt de moeder het kind en een kwart van de daders beneemt de baby binnen 24 uur na de geboorte het leven. Vaders doden hun kind uit wraak of jaloezie, moeders omdat het kind ongewenst is of omdat zij in een psychose verkeren. Dat concludeert Toon Verheugt in zijn proefschrift 'Moordouders' waarop hij 21 september promoveert aan de Universiteit van Tilburg.

Hoewel moeders dus vaker hun kind hebben gedood en bij het strafproces veelal even ontoerekeningsvatbaar worden geacht als de vader, blijkt dat mannelijke kinderdoders vier keer zwaarder worden gestraft. Eén op de vijf moordouders beneemt ook zichzelf het leven nadat het kind gedood is. Zeventien procent doet een mislukte zelfmoordpoging.

De meeste kinderdoders hebben geen justitiële voorgeschiedenis (85 procent), maar 40 procent is wel voor de moord ergens in het hulpverleningscircuit in behandeling voor psychische problemen. Ook blijkt dat bijna 40 procent vooraf signalen heeft afgegeven zichzelf of het kind iets te willen aandoen. Een combinatie van verlies van een dierbare in het verleden met een dreigend verlies van een dierbare in de actualiteit, door bijvoorbeeld scheiding, kan volgens Verheugt een opmaat zijn tot doding van een kind in gezinsverband.

Promotie drs. A.J. Verheugt

Datum:

21 september, 14:15 uur

Titel:

Moordouders: kinderdoding in Nederland

Promotor:

Prof.dr. T.I. Oei

Co-promotores:

dr. P. Dingemans, dr. W. Kordelaar

Locatie

Aula Universiteit van Tilburg

maandag, september 03, 2007

30. Paradiseranche - Vaders en videokunst - Mark Schneiders


Every day another Face

VideoArt by Paradiseranche
Artist: Mark Schneiders

.........................Last Train to BS ?


The problem ...............


None


Down by the sea


Some dads are forced to read............................