zaterdag, juni 16, 2007

1. Het effect van een vader op de sociaal-emotionele ontwikkeling van een kind

Door Dave Millar, UK; Uit het Engels vertaald door drs. Peter Tromp (pedagoog, Vader Kennis Centrum); 2006

(Bij verdere verspreiding gelieve alle credits inclusief vertaalcredits en vindplaats mee te vermelden.)

De invloed van vaders op kinderen is pas zeer onlangs een populairder onderzoeksgebied binnen de academische gemeenschap geworden. Met de komst van diverse politieke lobbygroepen die pro-vaderschap zijn, zijn sociale wetenschappers begonnen om de invloed van vaders op de ontwikkeling van kinderen te bestuderen. De tot nu toe op dit terrein beschikbare informatie waar vanuit moet worden gegaan is zeer tegenstrijdig. Auerbach en Silverstein menen dat noch een moeder noch een vader noodzakelijk zijn (Auerbach & Silverstein, 1999), terwijl Farrell stelt dat een vader essentieel is voor een goede algemene ontwikkeling van kinderen (Farrell, W. 2001).

De laatste decennia is de nadruk in het onderzoek naar vaderschap verschoven van vaderbetrokkenheid (aanwezig-/afwezigheid) naar vadersensibiliteit. Eerder dan de hoeveelheid tijd die met een kind wordt doorgebracht, is de kwaliteit van de met het kind doorgebrachte tijd daarbij de belangrijke factor geworden (Journal of Family Psychology, 2000). Enkel de aanwezigheid van een vader betekent immers nog niet, dat dat ook een goede zaak voor een kind is. In sommige gevallen, bijvoorbeeld wanneer een vader onaangepast is of een kind mishandelt, kan de ontwikkeling van het kind beter af zijn zonder hem (Lynn D B. 1974).

Één van de factoren die het onderzoek naar vaderschap en de implicaties ervan zeer bemoeilijken, is de contextuele inkadering rondom vaderschap. Er bestaat een veel breder contextueel kader rond vaders en vaderschap dan rond moeders (Journal of Family Psychology, 2000). Er zijn veel verschillende soorten vaders, en dat maakt het moeilijker om met significante bevindingen op de proppen te komen, terwijl in deze situatie misvattingen juist gemakkelijker worden.

De overgrote meerderheid van moeders is residentieel ten opzichte van de kinderen, hetgeen bijdraagt aan de beschikbaarheid van goede statistieken, maar het ook moeilijker maakt om voor misvattingen te compenseren. De ontwikkeling van de sociaal-emotionele eigenschappen van een kind verloopt multifactoriëel en multidimensioneel en dat maakt het onderzoek naar één enkele specifieke factor die daarop van invloed is zeer moeilijk. In het navolgende laat ik verscheidene theorieën over de effecten van vaders op hun kinderen de revue passeren en geef ik aan welke implicaties deze theorieën hebben voor de ontwikkeling van het kind op sociaal-emotioneel gebied. Verder verbindt ik de resultaten van enkele studies en onderzoeken met deze theorieën.

Freud hanteert in zijn theorie het „Oedipus-conflict“, waarbij een kind seksueel verlangt naar de ouder van het tegenovergestelde geslacht, maar dit verlangen aan het kind door de andere ouder ontzegd wordt. Freud was ervan overtuigd dat de vaderfiguur verantwoordelijk is voor de ontwikkeling van maatschappelijke principes, regels en waarden binnen een kind; als de vader ontbreekt, dan ontwikkelt de mening van het kind over zijn positie in de maatschappij zich scheef. (Lynn. D B, 1974) Hij zag de vader als degene die het gezag van de maatschappij vertegenwoordigt dat in een kind wordt ingebracht. Dit loopt parallel met zijn concept van het superego, en de ontwikkeling ervan.

Freud geloofde verder dat mannen beter en verder ontwikkeld waren dan vrouwen. De ontwikkeling van de „hogere“ hersenfuncties bij kinderen werd daarom door hem ook meer toegeschreven aan de vaderlijke invloed. Deze opvatting geldt inmiddels echter als omstreden en achterhaald. Hij baseerde zijn theorieën verder op het concept van de onbewuste driften: een kind wordt daarbij gedreven tot vervulling van zijn driften.

De rol van de vader volgens de theorie van Parson Talcott centreert zich op de structuur van de familie, die de structuur van de maatschappij weerspiegelt. Parsons postuleert dat elke groep één van twee functies moet vervullen; expressief of instrumenteel. Een manier om tussen deze twee rollen te onderscheiden is het onderscheid tussen de geslachten. Waar mannen het grootste deel van de instrumentale rol aannemen (maar niet volledig), en vrouwen het grootste deel van de expressieve rol aannemen (maar niet volledig), worden vaders verondersteld vaker de instrumentale rol over te nemen omdat zij traditioneel minder gebonden zijn aan het zorgen voor het kind, meer buitenshuis werken, meer geïnvolveerd zijn in de gemeenschap en de politiek en in het algemeen vaker betrokken zijn op meerdere mensen.

Volgens Parsons brengt de vader niet alleen de maatschappij binnen de familie, maar ook de familie in de maatschappij. Hij wordt verondersteld om discipline binnen de familie te brengen zodat het kind verantwoordelijkheid neemt en zich uiteindelijk van zijn moeder afscheidt, om deel te worden van de maatschappij en dan de cyclus weer opnieuw te doorlopen wanneer het kind zelf ouder wordt. Er is het concept dat de liefde van een moeder onvoorwaardelijk is (ooit gehoord van de uitdrukking „een gezicht hebben waarvan alleen een moeder kan houden“?), terwijl de liefde van de vader voorwaardelijk is en afhankelijk van waartoe het kind zelf in staat is.

De centrale gedachte is nogmaals, dat de vader hoofdzakelijk bij de integratie van het kind in de maatschappij betrokken is. De liefde van een moeder moet onder dit systeem worden gekoesterd maar die behoort tot het kind en het kind kan die niet verliezen, terwijl de liefde van een vader moet worden verdiend. Verder is een vader binnen de familie de vertegenwoordiger van de maatschappij. Als de vader daarom van het kind houdt dan zal de maatschappij eveneens van het kind houden.

Uit vraaggesprekken met vaders bleek dat zij meer betrokken waren op de emotionele veiligheid en het leren van hun kinderen, terwijl moeders er meer bezorgd over bleken dat hun kind vrij is van angsten. Vaders neigden er ook toe om het bijbrengen van bepaalde waarden of specifieke opvoedingsdoelstellingen vaker te benadrukken dan moeders. (Lynn D B. 1974). Toen kinderen in dezelfde studie werden geïnterviewd met betrekking tot hun perceptie van vaders, werden vaders gekenmerkt als sterk, krachtig, machtig, dominant, autoritair en bekwaam.

De hechtingstheorie werd vastgelegd door John Bowlby en heeft een nauwe verwantschap met de evolutieve psychologie en psychoanalytische idealen. Men stelt dat gehechtheid een evolutief concept is om de overleving van de soort te verzekeren, en dat het een bidirectioneel systeem is om de voortzetting van de soort te verzekeren.

Psychologen gebruiken deze theorie om te verklaren waarom de relatie kind - verzorger zich ontwikkelt zoals hij doet en de langdurige effecten heeft die het heeft. Veilige hechtingspatronen bij kinderen blijken op bepaalde gebieden zeer goede voorspellers van het gedrag van kinderen, alsook van het gedrag gedurende het verdere leven, te zijn.

Bowlby gebruikte specifiek de term „verzorger“ (caregiver), om aan te duiden dat van de signalen van het kind verondersteld wordt dat zij dezelfde of complementaire reacties bij volwassen ontlokken. Hoewel hij oorspronkelijk veronderstelde dat de verzorger normaal de moeder was, zijn meer onlangs niettemin verschillende hechtingspatronen ontdekt binnen de gehechtheid aan moeders en vaders.

Moeders en vaders gaan met hun kinderen op verschillende manieren de interactie aan. Vaders neigen ertoe om meer fysiek met kinderen om te gaan (stoeien) terwijl zij ook meer opwinding bij hun kinderen opwekken dan moeders (Berk, L., 2006). Wanneer vaders adequaat reageren op uitingen van emotie van hun kinderen, dan voorspelt dat positieve emotionele en sociale gedragspatronen in de late kinderjaren en de adolescentie. Men theoretiseert ook dat vaders het kind het vertrouwen bijbrengen tot exploreren en experimenteren binnen relaties (Berk, L. 2006). Dit idee past ook goed in Parson’s theorie.

Maccoby heeft gedocumenteerd dat de verschillen tussen de geslachten meestal binnen een sociale context vorm krijgen en niet werkelijk met individuele verschillen samenhangen, de wijze waarop de meeste geslachtsvergelijkingen tot nu toe werden uitgevoerd (Maccoby E. 2000). Met dit in herinnering, kunnen we er vanuit gaan dat de vader-kind-dyade verschilt van de moeder-kind-dyade, alleen al vanwege het feit dat beide ouders van verschillend geslacht zijn en omdat het de sociale interactie binnen dyades is waarmee wij ons hier bezig houden. Dit past ook in Freud’s en Parson’s theorieën, in die zin dat de moeder en de vader verschillende rollen in de ontwikkeling van het kind hebben.

Franz et, al vond dat de meest significante voorspeller van empathie bij kinderen de vaderlijke betrokkenheid bij de verzorging van het kind was. (Franz C., et al 1990, zoals aangehaald in Farrell W. 2001) Farrell theoretiseert dat vaders duidelijkere grenzen aan kinderen stellen dan moeders, en dit op zijn beurt leert het kind weer om de grenzen van anderen te respecteren. Omdat volgens Parson’s theorie, kinderen hun vader als autoritair en krachtig zien, zou het stellen van duidelijke grenzen meer met de vader worden geassociëerd.

Clark-Stewart en Hayward vonden in hun studie dat in het geval van eenouderschap, kinderen beter af waren bij de zorg door hun vader (Clark-Stewart & Hayward 1996). In hun onderzoek betrokken zij een verscheidenheid aan psychische welzijnsbeoordelingen zoals zelfvertrouwen, angst, depressie en probleemgedrag. Deze studie geeft ook rekenschap van het inkomen van ouders, de psychologisch aangepastheid van beide ouders, alsook de tijd die met de niet-residentiële ouder is doorgebracht.

In haar onderzoek van agressieve jongens in Aziatische scholen vond Rebecca Ang dat een slechte verhouding met de vader de hoogste correlatie en samenhang met agressie in jongens vormt (Ang, R. 2006). Deze onderzoeken benadrukken het belang van de relatie tussen vaders en kinderen voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen.

Nochtans, zijn er ook studies geweest die hebben aangetoond dat opvoeding door ouders van hetzelfde geslacht geen negatief affect of effect heeft op de ontwikkeling van het kind (Auerbach. C & Silverstein L 1999). In dit specifieke onderzoek wordt gesteld dat noch moeders noch vaders voor de ontwikkeling van kinderen essentieel zijn. Zij stellen verder ondermeer dat „noch het geslacht van de volwassenen noch de biologische relatie met het kind als significante variabelen in het voorspellen van positieve ontwikkeling te voorschijn zijn gekomen“. Auerbach & Silverstein zeggen verder dat zij denken dat het verkieslijk is dat beide biologische ouders een verantwoordelijke rol in het leven van hun kind nemen, nochtans stellen zij dat het niet essentieel is.

Samenvattend: Het onderzoek naar ouderschap is in het algemeen een zwaar beladen onderwerp, er zijn boeken die worden geschreven om andere boeken in diskrediet te brengen. Dit maakt het vinden van enig hard, onbevooroordeeld bewijsmateriaal moeilijk. De verschillende theorieën komen ook vanuit volledig verschillende perspectieven, Freud gaat er in zijn theorie vanuit dat een kind actief zijn doelstellingen wil realiseren, terwijl Parson’s met zijn theorie juist keurig de theorie van het sociale leren onderschrijft, waarbij het kind als een spons is en alles opzuigt wat het om zich heen tegen komt.

De hechtingstheorie benaderd ouderschap vanuit een biologisch/evolutief perspectief, stoelend en vertrouwend op overlevingsideeën en -motieven om het gedrag van het kind te verklaren. De meeste recente studies tonen nochtans aan dat vaders invloed en effect hebben op de sociaal-emotionele ontwikkeling van hun kinderen.

Referenties:

· Ang, Rebecca P. (2006). Fathers Do Matter: Evidence From an Asian School-Based Aggressive Sample. AMERICAN JOURNAL OF FAMILY THERAPHY. Vol. 34, (1) Abstract obtained from APA/psycINFO Item: 2005-16465-006

· Auerbach, Carl F. & Silverstein, Louise B. (1999) Deconstructing the Essential Father, American Psychologist Vol. 54. No. 6, pg.397-407

· Berk, Laura E. (2006) chap.10 Emotional Development Child Development (7th ed.). p 428-429 Boston: Pearson Publishing

· Clarke-Stewart, K. A., Hayward, C. (1996) Advantages of Father Custody and Contact for the Psychological Well-Being of School-Age Children JOURNAL OF APPLIED DEVELOPMENTAL PSYCHOLOGY Vol. 17, p. 239-270

· Farrell, W. (2001) "Why Dad is Crucial" Father and Child Reunion Syndey: finch publishing

· Franz C., Koestner, R., & Weinberger, J. (1990) "The Family Origins of Empathic Concern: A Twenty-Six Year Longitudinal study." Journal of Personality and Social Psychology 58: 709-717.

· Lynn, D B. (1974). The Father. Chapter 7. Wadsworth Publishing Company, California.

· Maccoby Eleanor E. (2000). Perspectives on gender development INTERNATIONAL JOURNAL OF BEHAVIORAL DEVELOPMENT. Vol. 24 (4), p 398–406

· NICHD (2000) Factors Associated With Fathers' Care giving Activities and Sensitivity With Young Children JOURNAL OF FAMILY PSYCHOLOGY Vol. 14, No. 2, p.200-219

Originele Engelstalige versie

Geen opmerkingen:

Een reactie posten